De forten werden in verschillende fasen aangelegd en verbeterd. Bij oorlogsdreigingen werden de verdedigingswerken hersteld en opgewaardeerd naar de dan nieuwste ontwikkelingen in oorlogsvoering. De Lunetten werden meerdere malen in staat van paraatheid gebracht, maar verkeerden tussentijds decennialang ‘in ruste’.
Aardwerken eroderen en beplanting en bomen, bedoeld als camouflage van de forten, konden tot wasdom komen. De natuur kreeg vrij spel en kon zich vrij te ontwikkelen. Deze trend zette zich voort wanneer de forten hun functie als verdedigingswerk verliezen in de tweede helft van de 20e eeuw. De natuur op en om de forten kreeg volop de kans om ongestoord te verwilderen. Dit leidde tot bijzondere natuurwaarden op de forten zelf en het water en groen rondom. Daarvan zie we nog steeds de mooie gevolgen. De voedselrijke natuur maakt het gebied aantrekkelijk voor de ijsvogel, zelfs de otter is al gespot in de Kromme Rijn.
Op enkele plekken helpt de mens de natuur zelfs een handje: de onafgebouwde groepsschuilplaatsen op dit Fort Lunet II zijn van een dak voorzien en fungeren nu als vleermuisbunkers, de ideale plek voor de aanwezige vleermuizenpopulatie om te overwinteren.